Inhoud :
1. Directe infinitief [zonder "te"]
2. Directe infinitief met "te"
3. De dubbele infinitief
4. De infinitiefzin


1. DIRECTE INFINITEF [ZONDER "TE"]
Een aantal werkwoorden worden gevolgd door een directe infinitief (zonder "te") die deel uitmaakt van de tweede pool.
Die 15 werkwoorden zijn :
mogen - moeten - kunnen - willen
doen - laten
komen - gaan
zien - horen - voelen
leren - helpen - blijven - durven
1. Je mag niet zomaar oversteken.
2. Ik moet om elf uur thuis zijn.
3. Kunt u mij om 19 u. komen halen ?
4. Ze wil tot tien uur blijven slapen.
5. Ik kom je morgen helpen.
6. Ze gaat met haar moeder winkelen.
7. Ze ziet ons niet staan.
8. Ik hoor ze roepen.
9. Hij liet de dokter komen.
10. Hij doet ons denken aan Eddy Merckx.
11. Ik voelde mijn hart kloppen.
12. Ik hielp hem opstaan.
13. Hij leert ons zwemmen.
14. Blijf daar niet staan.
15. Hij durft het ons niet zeggen.

Deze structuur komt natuurlijk ook in de bijzin voor :
16. Hij zei dat je niet zomaar mag oversteken.
17. Hij vroeg of ik hem om negen uur kon komen halen.
18. Ik zweer dat ik haar niet hoorde roepen.
19. Ze voelde zich zo zwak dat ze de dokter liet komen.
20. Hij zei dat hij met ons wou komen werken.

Opmerkingen
1. Durven
wordt ook nog wel met "te" gebruikt, in het bijzonder in Nederland:
(1a) Ze durven de waarheid niet te zeggen.
(1b) Ze durven de waarheid niet zeggen.

2. Blijven
heeft een dubbele betekenis, nl. "niet van plaats / tijd veranderen" (zie 2a) en "met de geïmpliceerde handeling voortgaan" (zie 2b).
(2a) Je blijft natuurlijk bij ons eten.
(2b) Ondanks het lawaai bleef ze slapen.

3. Helpen
wordt soms met een directe infinitief gebruikt en soms met een infinitiefzin:
(3a) Hij was blij omdat ik hem de auto hielp wassen.
(3b) Hij was blij omdat ik hem hielp [de auto te wassen].

4. Leren
mag altijd met een directe infinitief worden gebruikt.
Het is zelfs de enige mogelijkheid als "leren" [zie (4a)] naar een proces verwijst dat op school geleerd wordt [cfr in het Frans "apprendre (quelque chose qui est ou peut être enseigné)"].
In de andere betekenissen wordt "leren" ook met een infinitiefzin gebruikt:
(4a1) De onderwijzer leert de kinderen lezen en schrijven.
(4a2)*De onderwijzer leert de kinderen te lezen en te schrijven.
(4b1) Men kan een vis leren [in een bepaalde richting te zwemmen].
(4b2) Men kan een vis in een bepaalde richting leren zwemmen.


2. DIRECTE INFINITEF MET "TE"
Een paar werkwoorden worden gebruikt met een "te + infinitief" die deel uitmaakt van de tweede pool.
Deze structuur mag vooral niet verward worden met de infinitiefzin.
De frekwenste werkwoorden die gebruikt worden met een [directe infinitief + te] zijn de volgende:

1. staan te, liggen te, hangen te, zitten te & lopen te 
(1) Hij zei dat hij aan zijn bureau zat te lezen.
(2) Hij wou haar niet storen omdat ze op de bank lag te slapen.
(3) Hij staat daar al een hele tijd te praten.
(4) Hij ligt de hele dag op zijn bed te lezen.
(5) Iedereen loopt tegenwoordig te roepen dat hij gediscrimineerd wordt.

2. lijken te, schijnen te & blijken te 
(6a) Hij schijnt heel hard te werken.
(6b) Ik hoor net dat hij heel hard schijnt te werken.

(7a) Hij blijkt tot het einde te willen doorgaan.
(7b) Dat is iemand die tot het einde blijkt te willen doorgaan.

(8a) Hij leek ziek te zijn.
(8b) Ik bleef niet lang omdat hij ziek leek te zijn.

3.  hoeven te, durven te, plegen te ["gewoon zijn"] & weten te ["in staat zijn" en "weten waar"]:
(9a) Hij hoeft het ons niet te vertellen.
(9b) Hij weet heel goed dat hij het ons niet hoeft te vertellen.

(10a) Die klok pleegt achter te lopen.
(10b) Het is bekend dat de Koning zich met het gewone volk placht te onderhouden.

In Nederland wordt "weten" in de betekenissen "in staat zijn" en "weten waar" met een directe infinitief met "te" gebruikt:
(11a) Hij weet zich altijd heel goed te redden.
(11b) Leentje vroeg me of ik Nevele wist te liggen.
(11c) Het is duidelijk dat de nieuwe premier zijn medewerkers heel goed weet te kiezen.
(11d) Als je een bepaald boek zoekt en je vindt het niet, dan moet je je tot de bibliothecaris wenden: hij is zeer competent en weet al de boeken te staan.
(11e) Ik kan u jammer genoeg niet helpen: we zijn net verhuisd en ik weet nog niet al mijn collega's te zitten, het spijt me.

In Belgisch Nederlands wordt in die gevallen vaak een infinitief zonder "te" gebruikt:
(11f) Ik weet Baudour niet liggen, het spijt me.
(11g) De bibliothecaris zal de ANS wel weten staan, zeker ?

"Weten" (zonder "te") wordt in Belgisch Nederlands nog gebruikt in de betekenis van "zich iets kunnen herinneren", "nog weten dat", "weet hebben van":
(11h) Ik heb hem nooit biljart weten spelen.
(11i) We hebben ze nog in Louvain-La-Neuve weten wonen.
(11j) Ik heb ze nooit met vakantie weten gaan.
   
4. komen te [ter aanduiding van het toevallige van een gebeurtenis], dienen te / horen te / behoren te [moeten], zien te [proberen]
(12a) Door de gladheid van de weg kwam ze te vallen.
(12b) Indien hij kwam te sterven zonder testament, dan zou ze alles erven.

(13a) Zie hem mee te brengen.
(13a) Je moet je eens vrij zien te krijgen.

(14a) Dat dient u te weten.
(14b) Bezoekers dienen zich te melden bij de portier.
(14c) Iedereen weet dat een bewijsvoering volkomen logisch dient te zijn.

(15a) Dat behoort u te weten.
(15b) Alle ouders zouden moeten beseffen dat kinderen vroeg naar bed behoren te gaan.

5. vergeten te, pogen / trachten / proberen te, beginnen te
(16a) Vergeet niet haar op te bellen.
(16b) Hij zei dat hij de verjaardag van zijn vrouw nooit vergat te vieren.

(17a) Hij poogt / probeert / tracht zijn bromfiets te herstellen.
(17b) Hij had geen tijd omdat hij zijn bromfiets poogde / trachtte / probeerde te herstellen.

(18a) Jan begint al zijn gitaar te stemmen.
(18b) Ik hoor dat Jan zijn gitaar al begint te stemmen.

Deze laatste reeks mag echter ook gebruikt worden met een infinitiefzin:
(16c) Hij zei dat hij nooit vergat [de verjaardag van zijn vrouw te vieren].
(17c) Hij had geen tijd omdat hij poogde / probeerde / trachtte [zijn bromfiets te herstellen].
(18c) Ik hoor dat Jan al begint [zijn gitaar te stemmen].


3. DE DUBBELE INFINITIEF
DE VORMING VAN VOLTOOIDE TIJDEN MET WERKWOORDEN DIE GEBRUIKT WORDEN MET EEN DIRECTE INFINITIEF (AL DAN NIET MET "TE")
1. Het probleem
Vergelijk de onderstaande zinnen :
A (1) Ik heb hem gezien.
A (2) Ik heb hem zien vertrekken.

B (1) Ik heb hem gehoord.
B (2) Ik heb hem horen vertrekken.

C (1) Ze hebben Duits geleerd.
C (2) Ze hebben elkaar leren kennen.

D (1) Ze is tot 11 u. gebleven.
D (2) Ze is tot 11 u. blijven slapen.

E (1) Ze is gisteren gekomen.
E (2) Ze is in Gent komen wonen.

Synthese :
 
Zinnen (1)
PV
VR
zijn / hebben
 voltooid deelwoord
Zinnen (2)
PV
VR
zijn / hebben
 dubbele infinitief


2. Regel
De voltooide tijden van een werkwoord dat gebruikt wordt met een directe infinitief worden gevormd aan de hand van:
1) een eerste verbale pool (PV): één vorm van de hulpwerkwoorden (van tijd) "hebben" of "zijn";
2) een verbale rest (VR) die uit een dubbele infinitief bestaat, nl. de infinitief van dit werkwoord + de infinitief van het werkwoord dat hem begeleidt.

PV middenstuk VR  
hebben
 
mogen 
+ infinitief .
kunnen
moeten
willen
zien
horen
voelen
laten
doen
leren
helpen
durven




PV middenstuk VR  
 zijn
 
komen
 + infinitief .
gaan
blijven


Voorbeelden:
(1) Zijn zoon is bij ons komen logeren.
(2) Ze heeft op maandag niet kunnen komen.
(3) Ze hebben zich moeten haasten.
(4) Ze heeft alles laten staan.
(5) Hij heeft het raam niet willen openzetten.
(6) Ze hebben het niet durven zeggen.
(7) Ik heb hem de auto helpen wassen.
(8) Ik heb Sarah een liedje horen zingen.
(9) Ik heb Samuelle voetbal zien spelen.
(10) Hij heeft ons in de gang laten wachten.

3. Dubbele infinitief met "te"
De verbale rest bestaat soms uit een [infinitief + te + infinitief]. Dit is het geval met de voltooide tijden van werkwoorden die gebruikt worden met een [directe infinitief + te].
(1) Sarah heeft de hele les zitten te slapen.
(2) Hij is inmiddels komen te overlijden.
(3) Ze hebben het niet durven te zeggen.
(4) Hij heeft zich altijd heel goed weten te redden.
(6) Hij heeft eerst de deur zien open te krijgen.
(8) Ze is een cadeau vergeten te kopen voor haar man.
(9) Wanneer is hij het dak beginnen te repareren ?
(10) Dat had u behoren te weten !

4. Men vindt dezelfde structuur ook nog terug in de bijzin
(1) Hij is niet geslaagd gewoon omdat hij niet heeft willen werken.
(2) Ze heeft de trein gemist omdat ze te lang is blijven praten.
(3) Hij vroeg zich af waarom ze buiten was gaan lezen.
(4) Hij zei dat hij het haar nooit had durven (te) vragen.
(5) Ik hoor dat Jan zijn guitaar al is beginnen te stemmen.
(6) Hij was niet gekomen omdat hij zijn bromfiets had proberen (pogen / trachten) te repareren.
(7) Hij zei dat hij ons had willen zien durven antwoorden.


4. DE INFINITIEFZIN
Met al de andere werkwoorden is het altijd correct een infinitiefzin te gebruiken:
(a) Af en toe kan ik mij permitteren geen geld te moeten verdienen.
(b) De patrouilles werd / werden verzocht scherp te letten op infiltranten.

De infinitiefzin staat in het derde stuk; hij heeft dezelfde structuur als alle bijzinnen, al is de eerste pool leeg (m.a.w., al is er geen conjunctor).

 
DERDE STUK
  C (...) VERBALE GROEP
Hij is vergeten

  ø

Francesca  uit
te
nodigen .
Ze wenst ons morgen  
te
ontmoeten .
Ik heb geprobeerd Samuelle  op
te
bellen .
Ik had gevraagd   niets
te
zeggen .


In de infinitiefzin
is er geen conjunctor;
bestaat de VR / VG uit :
- "te + infinitief" / "scheidbaar partikel + te + infinitief" :
(1a) Hij is niet van plan onmiddellijk te vertrekken.
(1b) Hij is niet van plan zijn ontslag in te dienen.

- of "(scheidbaar partikel +) te + infinitieven" :
(2a) Ik ben niet van plan nog lang te blijven werken.
(2b) Ik ben niet van plan met mijn voeten te laten spelen.
(2c) Mag ik u vragen het raampje dicht te willen doen ?
(2d) Mag ik u vragen het raampje te willen dichtdoen ?

- of "voltooid deelwoord + te + infinitief / infinitieven"
- of "te + infinitief / infinitieven + voltooid deelwoord"
(3a) Ze rekent erop door iedereen aanvaard te worden.
(3b) Ze rekent erop door iedereen te worden aanvaard.

Opmerkingen
1. Er zijn nog een aantal werkwoorden die in de onvoltooide tijden (het komt alleen maar duidelijk tot uiting in de bijzin, in de hoofdzin merk je het niet) met een directe infinitief gebruikt kunnen worden:
beloven te
beogen te
besluiten te
beweren te
dreigen te
eisen te
hopen te
menen te
verbieden te
vermijden te
verplichten te
verzuimen te
vrezen te
wagen te
weigeren te
wensen te
Voorbeelden:
(1) Verleden jaar gaf hij een verklaring uit waarin hij dreigde de oorlog te zullen uitbreiden.
(2) En als er mensen zijn die lang dreigen te blijven, dan ...
(3) ... omdat de kolonel rechten meende te hebben op een deel van haar fortuin.
(4) Vandaar dat men meent een andere oplossing gevonden te hebben ...
(5) Zeg maar dat ik daar geen genoegen mee wens te nemen.
(6) Zeg maar dat ik niet wens daar genoegen mee te nemen.

2. In de voltooide tijden en ook in het passief worden die werkwoorden [meestal] met een infinitiefzin gebruikt.
Voorbeelden:
(5) Sommige SP-leden hadden de jongste dagen gemeend de regering te mogen verlaten.
(6) Er werd besloten aanklachten in te dienen tegen Rizzo en zijn manschappen.
(7) ... omdat ik mijn man verboden heb je nog geld te lenen.

Let ook op de structuur met "beloven" en "dreigen" naargelang van de betekenis van die werkwoorden:
Dreigen
(8a) Hij dreigt alles te vertellen.
(8b) Het huis dreigt op ieder ogenblik in te storten.
Dreigen = gevaar lopen / op het punt staan :
(8c) Iedereen liep weg omdat het huis op ieder ogenblik dreigde in te storten.
Dreigen = het dreigement uiten :
(8d) Ik was bang geworden omdat hij dreigde alles te vertellen.
(8e) * Ik was bang geworden omdat hij alles dreigde te vertellen.

Beloven
(9a) Hij belooft een goede leerling te worden.
Beloven = in zich de belofte dragen :
(9b) De directeur is van mening dat hij een goede leerling belooft te worden.
Beloven = de belofte uitspreken :
(9c) Ik weet dat hij zijn ouders beloofde een goede leerling te worden.



Twee vaste polen | Formele afbakening | Structuur van de bijzin | Vijftien werkwoorden | Het derde stuk | Het middenstuk |
Voornaamwoordelijke bijwoorden | Directe infinitief | De negatie | Aanloop en uitloop | Speciale zinsbouwen


o.l.v. Prof. dr. Pierre GODIN <Pierre Godin>
Website Manager: Marc PIWNIK <Marc Piwnik> - Last Modified: 10 JUN 2018
© UCL – www.gramlink.com – 1999-2018