En néerlandais, la plupart des substantifs indiquant une mesure (quantité, poids, prix, contenu, etc.) sont conceptualisés comme formant un tout et restent donc au singulier, contrairement au français.
Comparez
trois centimètres, decimètres, mètres, kilomètres = drie centimeter, decimeter, meter, kilometer
quatre tonnes = vier ton
cinq litres = vijf liter
six dollars = zes dollar
sept euros = zeven euro
quelques grammes, deux kilos = een paar gram, twee kilo
dix-huit millions = achttien miljoen
La même règle est d’application avec ‘keer’ et ‘maal’
trois fois = drie maal / drie keer
Combien de fois devrai-je te dire que … 
Hoeveel keer zal ik je moeten zeggen dat …
Dans certains cas, on insistera sur le fait que ces ensembles sont composés de plusieurs éléments distincts
Exemple :
Ze dronk twee liters water, niet één.
De même, lorsqu’un adjectif sépare le numéral du substantif, celui-ci se mettra au pluriel :
Er blijven vier zware kilometers te klimmen.
Neem maar drie goede kilo’s aardappelen.
Un numéral immédiatement suivi de ‘jaar’, ‘uur’ ou ‘kwartier’ est perçu cumme un ensemble et le substantif reste au singulier
Comparez :
Dat heeft drie kwartier / uur / jaar geduurd.
Dat heeft drie seconden, minuten, dagen, weken, maanden, eeuwen geduurd.
Dat heeft drie ellendige kwartiers / uren / jaren geduurd.
La même règle est d’application ‘een paar’, ‘hoeveel’ en ‘zoveel’.
Dat heeft een paar uur / jaar geduurd.
Hoeveel uur / dagen / weken / maanden / jaar heeft dat geduurd?
Dat heeft drie ellendige kwartiers / uren / jaren geduurd.

Un certain nombre de mots sont employés au singulier en néerlandais et au pluriel en français. En voici quelques-uns :
Het nieuws is goed = Les nouvelles sont bonnes
Haar commentaar klonk zeer enthousiast
Hij heeft zijn haar laten knippen = les cheveux
Wanneer wordt het vuil(nis) opgehaald? = les poubelles
het archief = les archives
het bezwaar = les objections
het gereedschap = les outils
het misbruik = les abus
het openbaar vervoer = les transports en commun
het overleg = les négociations
het speelgoed = les jouets
Waar ligt mijn bril? = Où se trouvent mes lunettes?
de bagage = les bagages
de brandweer = les pompiers
de buurt / omgeving = les environs
De schade loopt in de miljoenen = les dégats
Wanneer begint de ‘Moderne Tijd’ = les Temps Modernes
Haar uitleg kon me niet geruststellen = ses explications
Waar ligt de schaar? = Où se trouvent les ciseaux?

L’inverse existe aussi, mais est beaucoup moins fréquent:
Kolen zijn duurder dan stookolie.
Le charbon est plus cher que le mazout de chauffage.
Wanneer beginnen de Middeleeuwen?
Quand commence le Moyen-âge?




Le Déterminant | Le Nom | Le Pronom | L'Adjectif | Le Verbe | L'Adverbe

Responsable Gramlink: Prof. Dr. Pierre GODIN <Pierre Godin>
Website Manager: Marc PIWNIK <Marc Piwnik> - Last Modified: 10 JUN 2018
© UCL – www.gramlink.com – 1999-2018