PDF Versie

 

*      1. Inleiding : wie, wat, welk, wat voor (een) ?

 

*        Net zoals de meeste voornaamwoorden kunnen vragende voornaamwoorden (interrogatieve pronomina) zelfstandig én bijvoeglijk gebruikt worden; tot de eerste categorie horen “wie?” en “wat?” en tot de tweede “wat voor (een)?”

 

*        “Welk” kan bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt worden:

 

*        (1) Wie is er al klaar met z’n werk?

*        (2) Wat heeft Jan gezegd?

*        (3) Wat is haar gsm-nummer?

 

*        (4) Welke datum schikt u best?

*        (5) Welke schoenen heb je uiteindelijk gekocht?

*        (6) Welke heb je gekocht? De zwarte of de bruine?

*        (7) Wat voor een auto hebben zij?

What sort of / What kind of car do they have?

*        (8) Wat voor wijn is dit?

 

 

 

*      2. “wat ?” en “wie ?” worden uitsluitend zelfstandig gebruikt

 

*        wie ? verwijst naar personen en kan ook achter een voorzetsel gebruikt worden terwijl “wat ?” alleen gebruikt kan worden als onderwerp, lijdend voorwerp of als predicaat.

 

*        (9) Wat heeft ze geantwoord?

*        (10) Wat doet haar vader? Hij is dokter, denk ik.

*        (11) Wat gebeurt er hier?

*        (12) Wat is je/haar/zijn/hun familienaam?

*        (13) Wie is die vriendelijke jonge dame?

*        (14) Aan wie denk je?

*        (15a) Aan wie heb je mijn gsm gegeven?

*        (15b) Wie heb je mijn gsm gegeven?

 

*        Vergelijk met de mogelijkheden in het Engels:

 

*        (15c) To whom did you give my mobile?

*        (15d) Who(m) did you give my mobile to?

 

*        Let speciaal op het feit dat je deze dubbele mogelijkheid niet hebt in het Nederlands:

 

*        (16a) *Wie heb je die bloemen van gekregen?

*        (16b) Van wie heb je die bloemen gekregen?

 

*        Vergelijk met:

*        (16c) Who(m) did you get those flowers from?

 

 

 

*      3. Het vragend voornaamwoordelijk bijwoord / het interrogatief pronominaal adverbium

 

*        Natuurlijk wordt een interrogatief pronominaal adverbium (een vragend voornaamwoordelijk bijwoord) gebruikt als het pronomen achter een voorzetsel staat en niet naar personen verwijst. Er zijn in dat geval wél twee constructies mogelijk (gesplitst of niet):

 

*        (17) Waarmee kan ik u van dienst zijn?

*        (18) Waar kan ik u mee van dienst zijn?

 

*        Vergelijk dus met de vertalingen in je moedertaal:

*        (19) Wie heeft dat gedaan?

*        (20) Wat hebben ze in godsnaam weer gedaan?

  For Christ’s sake, what have they done again?

*        (21) Waarmee hebben ze het gedaan? [What did they do it with?]

*        (22) Waar hebben ze het mee gedaan?

*        (23) Waar kom je vandaan?

*        (24) Waar gaan ze naartoe?

 

*        Noteer ook dat dezelfde “voornaamwoorden” ook gebruikt worden in de indirecte rede (indirect discourse). In dat geval fungeren ze als “conjunctoren”:

 

*        (25) Ik vraag me af wie dat gedaan heeft / heeft gedaan.

*        (26) Ik vraag me af wat ze gedaan hebben / hebben gedaan.

*        (27) Ik vraag me af waarmee ze dat gedaan hebben / hebben gedaan.

*        (28) Ik vraag me af waar ze dat mee gedaan hebben / hebben gedaan.

 

 

 

*      4. “Welk ?”, “Wiens ?”, “Wier ?” en “Wat voor (een) ?”

 

*        Wat voor een (…)?” beantwoordt in het Engels aan “What kind/sort of …”:

*        (29) What sort of bike do you have ? A mountain bike or a city bike ?

*        (30) Wat voor een fiets heb je ? Een mountainbike of een citybike ?

 

*        Wat voor een (…)” wordt gebruikt voor een telbaar substantief in het enkelvoud; in de andere gevallen (ontelbaar substantief in het enkelvoud of een meervoud) wordt “Wat voor (…)” gebruikt.

*        (31) Wat voor bier drink je het liefst?

*        (32) Wat voor buren hebben ze?

 

*        Wiens ?” klinkt formeel en wordt in de spreektaal vervangen door “van wie” of “wie z’n …”:

*        (33) Wiens jas is dit?

*        (34) Van wie is deze jas?

*        (35) Wie z’n jas is dit?

 

*        “Wiens” is in principe neutraal wat de sekse betreft, maar als uit de context duidelijk blijkt dat het voorwerp toebehoort aan een dame (of als er sprake is van meer mensen), dan wordt “wie d’r” gebruikt (in plaats van het formele “wier”):

*        (36) Wie d’r handtas is dit?

 

*        Welk” wordt bijvoeglijk gebruikt of elliptisch (met een verondersteld substantief):

*        (37) Welke CD / boeken / sjaals / bloes / bloezen heb je gekocht?

*        (38) Welke heb je gekocht ? [Which one(s) did you buy?]

*        (39) Welk heb je gekocht ? (als er sprake is van “boeken” bv.)

 

*        Welk” varieert in dezelfde omstandigheden als een bijvoeglijk naamwoord:

*        (40) Welke trein neem je? Die van 8 u.35 of die van 9 u.35?

*        (41) Welk boek had je liefst? Dit of dat?

*        (42) Welk dagblad lees je meestal?

*        (43) Voor welke weekbladen heb je interesse?

*        Houwat voor (een)” en “welk” uit elkaar

 

*        Vergelijk de volgende zinnen met de vertaling ervan in je moedertaal:

 

*        (44a) Wat voor een jongen is hij?

Een kalme, rustige jongen.

*        (44b) Welke jongen (op de foto) is je broer?

Die daar, met lang haar.

*        (45a) Wat voor boeken lees je het liefst?

Liefdesromans.

*        (45b) Welk boek vind je het mooist?

"De Val", van A. Camus

 

*        Hetzelfde geldt voor wat” en “welk(e):

 

*        Wat” wordt alleen zelfstandig gebruikt, terwijl “welk(e)” bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt wordt als de context ons toelaat het verzwegen substantief in te lassen:

 

*        (46) Welk boek is het mooiste?

*        (47) Welke boeken moeten we lezen?         

*        (48) Welk van die drie boeken wil je?

*        (49) Ja, welk ? Laat me even nadenken.

*        (50) Op welk adres woont ze nu?

*        (51) Wat is haar adres?

*        (52) Wat is je mening over die zaak?

*        (53) Wat is haar bedoeling eigenlijk?

*        (54) Wat is jouw mening / opvatting?           

*        (55) Wat is, volgens jou, de beste oplossing?          

*        (56) Wat zijn de weersverwachtingen?

 

 

 

*      5. Vragende bijwoorden

 

*        Traditioneel worden “waar”, “waarom”, “wanneer”, enz. als vragende bijwoorden beschouwd, ook al zouden we evengoed kunnen spreken van pronomina (en van vragende voornaamwoordelijke bijwoorden, zoals bv. voor “waarom”).

 

*        (57) Waar woon je?

*        (58) Wanneer denk je te verhuizen?

*        (59) Waarom willen ze verhuizen?

*        (60) Hoe ben je op dat idee gekomen?

 

*        Let op het specifieke gebruik in het Nederlands van “hoe + adjectief” :

 

*        (61) Hoe duur is dat toestel?           

*        (62) Hoe breed is het vertrek / de kamer?

*        (63) Hoe groot was de schade?

*        (64) Hoe lang heeft de reis geduurd?          

*        (65) Hou oud zou ze wel kunnen zijn?

*        (66) Hoe laat vertrek je?

*        (67) Hoe zwaar weegt die koffer?

 

 



Menu Basismorfologie | Het werkwoord | Het Substantief | Het Adjectief | Het Pronomen | Het voornaamwoordelijk bijwoord

Responsable Gramlink: Prof. Dr. Pierre GODIN <Pierre Godin>
Website Manager: Marc PIWNIK <Marc Piwnik> - Last Modified: 10 JUN 2018
© UCL – www.gramlink.com – 1999-2018