1.
Inleiding
Als we
(bv.) twee (of meer) voorwerpen of personen met elkaar vergelijken, kunnen we ze gelijkstellen of niet. Als we bv. drie kinderen (de vierjarige
Rachel, de zesjarige Baptiste en de achtjarige Martin) met elkaar vergelijken,
en we vinden ze even lief, dan kunnen we bv. zeggen:
dat “Baptiste
even lief is als Rachel (of dat Rachel even lief is als Martin)”.
We
kunnen ook zeggen dat “Baptiste net zo lief is als Rachel (of dat
Rachel net zo lief is als Martin).
Als ze
op specifieke punten verschillen (i.c. de leeftijd), dan zeggen we bv.
dat “Baptiste
ouder is dan Rachel”,
dat “Rachel
minder oud is dan Baptiste”,
en dat
“Martin de oudste is”.
Is
Laurie ook acht jaar, dan kunnen nog zeggen
dat Laurie even oud is als Martin,
en dat Baptiste niet zo oud is als Laurie.
1.1. "even … als" of “net zo … als”
Laurie De leraar Frans Kip Fietsen |
is |
EVEN
NET ZO |
oud vriendelijk lekker gezond |
ALS |
Martin de leraar wiskunde vis zwemmen |
. |
1.2. "niet zo … als"
Baptiste Mijn neef Kip Nederlands |
is |
NIET ZO |
oud vriendelijk lekker gezond |
ALS |
Laurie mijn buurman vis Duits |
. |
1.3. " minder … dan"
Rachel Mijn tante Kip Nederlands |
is |
MINDER |
oud vriendelijk lekker moeilijk |
DAN |
Baptiste mijn oom vis Duits |
. |
1.4. " [adj + ER] … dan"
Baptiste Duits Vis Mijn buurman Sarah |
is |
oudER moeilijkER lekkerDER vriendelijkER oudER |
DAN |
Rachel Nederlands kip zij haar zus |
. |
Na een
comparatief wordt wel eens “als” gebruikt i.p.v. “dan”.
In die
context klinkt “als” zeker informeler en wordt dus best vermeden in schriftelijk
/ formeel taalgebruik.
2.
Vorming
“groot” is dan de neutrale vorm of basisvorm of nog “de stellende trap”;
“ouder” is de vergrotende trap of comparatief;
“oudste” is de overtreffende trap of superlatief.
De
comparatief wordt in het Nederlands gevormd door toevoeging van “-er” achter de neutrale vorm van het
adjectief.
Om een
superlatief te vormen wordt “-st” toegevoegd .
Stellende trap (neutrale vorm) adjectief |
Vergrotende trap (de comparatief) adjectief + ER |
Overtreffende trap (de superlatief) adjectief + ST |
(1) klein (2) dik (3) langzaam (4) duur (5) wijs |
kleiner dikker langzamer duurder wijzer |
Kleinst Dikst Langzaamst Duurst wijst |
Opmerkingen
(1) Naast
adjectieven kunnen er ook bijwoorden worden gebruikt in vergelijkingen :
(1a)
Marc rijdt even vlug als Erik.
(1b)
Marc rijdt net zo vlug als Erik.
(2a)
Gaby rijdt niet zo vlug als Marc.
(2b)
Gaby rijdt minder vlug dan Marc.
(3)
Marc rijdt vlugger dan Gaby.
(4)
Frankie rijdt het vlugst (van allemaal).
(2) Als het adjectief (of bijwoord) op een "-r" eindigt, dan wordt de
comparatief gevormd door « -der » toe te voegen aan de basisvorm:
(5) Ze
staan wat verder.
(6)
Kip is veel lekkerder.
(3) De spellingsregels moeten natuurlijk ook gerespecteerd worden:
groot è groter
langzaam è langzamer
dik è dikker
dun è dunner
vies è viezer
(7)
Simon is groter en dikker dan Tobias.
(4) Als een comparatief (of superlatief) attributief gebruikt wordt, dan gelden dezelfde verbuigingsregels als
voor het adjectief. Comparatieven van meer dan drie lettergrepen blijven meestal
– om eufonische redenen – onverbogen :
een
groter ijsje
een
veel snellere auto
geen
kleiner exemplaar
vollere kisten
iets
mooiers
de
snelste auto
het
meest indringende onderzoek
de
gekste dingen
het
jongste kind
Annicks beste vriend
een
voorzichtiger(e) formulering
(5)Als
het tweede lid van de vergelijking een pronomen is, dan staat dat pronomen in de
onderwerpsvorm (het is eigenlijk het onderwerp van een elliptische bijzin) én
wordt het beklemtoond.
(8)
Sarah is groter dan ik (dan jij / dan hij / dan zij).
(9)
Ze wonen in een groter huis dan wij.
Vergelijk nu:
(10)
Waarom gaf je Sofie meer geld dan ik ?
(Ik gaf ook geld aan Sofie)
(11)
Waarom gaf je Sofie meer geld dan mij ?
(Ik kreeg van jou minder geld dan Sofie)
(6) Onregelmatige vormen
Een
paar adjectieven zijn onregelmatig. De frequentste zijn :
weinig veel goed graag |
minder meer beter liever |
minst meest best liefst |
Samuelle is mijn beste vriendin.
Sarah
ziet de meeste films.
Bij de
minste beweging schiet ik.
Hij
drinkt liever koffie, maar ik drink liefst wijn.
3.
MEER + adjectief
In een
zeer beperkt aantal gevallen wordt de comparatief gevormd met “meer +
adjectief”.
Dit is
het geval …
3.1. met adjectieven die alleen predicatief gebruikt kunnen worden
(1)
Deze ring is meer waard dan deze halsband.
(2) Ik
ben het nog meer beu dan jij.
(3) Ze
is meer begaan met haar eigen lot dan met dat van haar man.
(4) Ze
is meer bereid tot medewerking dan haar broer.
(5)
Hij is meer bang dan zij.
(6) Ze
is meer geneigd tot toegevingen dan haar man.
3.2. met adjectief gebruikte participia (deelwoorden) voor zover zij nog duidelijk
hun werkwoordelijke betekenis bewaard hebben
(7)
Zou u zeggen dat dit een meer gebruikte vorm is ?
(8) Is
het Nieuwsblad een meer gelezen krant dan Het Laatste Nieuws?
3.3. als twee adjectieven met elkaar vergeleken worden.
(9) Ik
vind hun truien meer paars dan groen.
(10)
Mijn studeerkamer is meer breed dan lang.
(11)
Ze werd meer dood dan levend uit het water opgevist.
4.
MEEST + adjectief
In
een zeer beperkt aantal gevallen wordt de superlatief gevormd met “meer + adjectief”.
Dit
is het geval …
4.1. met adjectieven die alleen als predikaten gebruikt kunnen worden :
(12)
Deze ring is het meest waard.
(13)
Zij is het meest beu.
(14)
Ze is het meest bereid tot medewerking.
(15)
Hij is het meest bang.
(16)
Ze is het meest geneigd tot toegevingen.
4.2. met adjectief gebruikte participia (deelwoorden) voor zover zij nog duidelijk
hun werkwoordelijke betekenis bewaard hebben.
(17)
Is hij de meest gehate prof van de hele Faculteit.
(18)
Wat is de meest gelezen krant in Vlaanderen?
(19)
Dat was het meest indringende onderzoek waarvan ik ooit heb horen spreken.
(20)
Wat is de meest gestelde vraag?
(21)
Wat is het meest vervangen onderdeel van een auto?
(22)
Dat is de meest misplaatste grap sinds jaren!
4.3. met adjectieven die op –st/-sd eindigen, of op –isch.
(23) de meest problematische situatie.
(24)
Ik was toen het meest verbaasd.
(25)
Hij is de meest robuuste kerel van allemaal.
(26)
De meest woeste streek in de V.S. is misschien wel de “Dead Valley”.
(27)
Volgens de meest pessimistische geluiden zal de zomervakantie met twee weken
ingekort worden.
5.
Specifiek gebruik van comparatieven en superlatieven
5.1. Onechte vergrotende trap:
Let op
de specifieke betekenis van een aantal woorden die formeel op comparatieven
lijken:
De
jongeren
De
ouders
Een
ietwat oudere vrouw
de
jongere generatie
5.2. De keuze van het lidwoord hangt bij elliptisch gebruikte superlatieven af van het lidwoord van het substantief:
Die
weg is de beste.
= de
beste weg van de mogelijke wegen
Dat
kind is het jongste.
= het
jongste kind van alle (aanwezige) kinderen
Die
film is de spannendste.
= de
spannendste film van al de films die ik gezien heb
Dat
verhaal is het mooiste.
= het
mooiste verhaal van alle verhalen die ik gelezen heb
5.3. Superlatieven kunnen ook predicatief gebruikt worden:
In dat
geval wordt “het + adjectief + st(e)” gebruikt:
Die
weg is het best / het beste.
Dat
kind is het jongst / het jongste.
5.4. Superlatieven kunnen ook adverbiaal gebruikt worden:
Ik
werk het hardst(e) als ik onder druk sta.
Samuelle werkt het hardst (van allemaal).
Die
weg is het beste / het best (van de mogelijke wegen).
In de
lente is die streek het mooist / het mooiste.
Die
jongen is het knapst/ het knapste.
5.5. Als superlatieven substantivisch gebruikt worden, dan gedragen ze zich ook
navenant:
De
kleinsten moeten vooraan zitten.
De
grootste draagt de zwaarste koffer.
5.6. Absolute overtreffende trap:
Dat
zou ik allerdwaast vinden.
Het is
de allereerste keer dat zoiets gebeurt.
Dat is
van het allerhoogste belang.
Hoe
laat vertrekt de allerlaatste bus?
5.7. “Op + bezittelijk voornaamwoord + superlatief” :
In dat
pak ben je op je mooist.
In dat
pak is hij op z’n mooist.
In die
jurk is ze op haar mooist.
Ik
werk op m’n hardst, hoor.
Hij
werkt op z’n hardst.
Ze
werkt op d’r hardst.
Soms
verandert de vorm van het bezittelijk voornaamwoord niet meer en hebben we te
maken met geijkte uitdrukkingen:
Ze is
op z’n minst 50 jaar, hoor.
Sarah
wordt op z’n vroegst volgende week verwacht.
We
zullen op z’n laatst / op z’n vroegst om twee uur thuis zijn.
5.8. Let nog op het specifieke gebruik van comparatieven en/of superlatieven in de
volgende gevallen :
Dat
kan best.
Ik
luister graag/liever naar klassieke muziek.
Dat
kan best / Dat is best mogelijk.
Stoor
ik ? Nee, niet in het minst.
Ze
deed haar uiterste best.
Ze
waren ten minste 5 minuten laat.
Dat is
ten strengste verboden.
Ze zal
zeker niet komen. Ja, dat kan best.
Beste
Jan, hoe maak jij het ?
Met de
meeste hoogachting (aan het einde van een brief).
Het
leven wordt steeds duurder.
Het
leven wordt duurder en duurder.
Het
leven wordt hoe langer hoe duurder.
We
hebben steeds meer/steeds minder vrije tijd.
Hoe
meer je werkt, hoe gezonder je bent.
Hoe
meer je werkt, hoe gezonder ben je.
Hoe
meer je werkt, des te gezonder ben je.
Hoe
meer je werkt, des te gezonder je bent.
5.9..
In geijkte (figuurlijke) uitdrukkingen wordt “zo + adjectief + als …” gebruikt.
Vergelijk de eerste reeks met de tweede :
(a)
Vis is even lekker als vlees.
(b)
Vis is net zo lekker als vlees.
(c)
Jan is even vriendelijk als Anita.
(d)
Jan is net zo vriendelijk als Anita.
(e)
Een racefiets is even duur als een computer.
(f)
Een racefiets is net zo duur als een computer.
(1) zo bang als een haas
(2) zo blind als een mol / een kip
(3) zo dom als een ezel / os / uil
(4) zo dom als het achtereind van een koe
(5) zo dronken als een uil
(6) zo gezond als een vis
(7) zo hongerig als een wolf /kerkrat
(8) zo koppig als een ezel
(9) zo kwaad als een stekelvarken
(10) zo lelijk als een aap
(11) zo lui als een varken
(12) zo moe als een hond
(13) zo nijdig als een spin
(14) zo onnozel als een schaap
(15) zo rood als een kreeft
(16) zo schuw als een konijn
(17) zo slim als een vos
(18) zo sterk als een paard / beer / leeuw
(19) zo traag als een slak
(20) zo trots als een pauw
(21) zo vals als een kat
(22) zo vrij als een vogel in de lucht
(23) zo wit als een duif
(24) zo ziek als een hond
(25) zo zwart als een raaf
Menu Basismorfologie
| Het werkwoord |
Het Substantief | Het Adjectief | Het Pronomen | Het voornaamwoordelijk bijwoord
Responsable
Gramlink: Prof. Dr. Pierre GODIN <Pierre Godin>
Website Manager: Marc PIWNIK <Marc Piwnik>
- Last Modified: 10 JUN 2018
©
UCL www.gramlink.com 1999-2018