PDF Versie

 

*      1. Definitie

 

*        De nominale groep of nominale constituent (NC) bestaat principieel uit één woordgroep (soms één enkel woord) (i) die begint noch eindigt met een prepositie (voorzetsel) en (ii) waaraan een van de volgende grammaticale functies toegekend mag worden:

 

*        onderwerp,

*        predikaat (of gezegde),

*        lijdend voorwerp (direct object),

*        meewerkend voorwerp (indirect object) zonder voorzetsel.

 

*        De “ kern” (of het centrum) van een NC is (a priori) een zelfstandig naamwoord (of “nomen”) dat begeleid kan worden met (eventuele) voor- en nabepalingen.

 

*        (1) Ik vind Mathilde bijzonder mooi.

*        (2) Ik vind fluwelen poppetjes bijzonder mooi.

*        (3) Ik vind Mathilde d’r poppetjes bijzonder mooi.

*        (4) Ik vind Mathildes houten poppetjes bijzonder mooi.

*        (5) Ik vind die kleine poppetjes bijzonder mooi.

*        (6) Ik vind de kleine poppetjes van Mathilde bijzonder mooi.

*        (7) Ik vind de kleine houten poppetjes van Mathilde bijzonder mooi.

 

*        Bij uitbreiding wordt de term NC toegepast op een zinsdeel dat onderwerp, gezegde (predikaat), lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kan zijn, ongeacht de “natuur” van de kern van de NC. Zo kan de term NC ook toegepast worden op voornaamwoorden (of pronomina) die één van de bovenstaande syntactische functies hebben.

 

*        Zo kan men spreken van NC’s in de engere betekenis van het woord : de kern is een “nomen” of zelfstandig naamwoord en van NC’s in de bredere betekenis van het woord (als de kern van de groep een nomen is of een pronomen).

 

*        In deze opvatting worden de NC’s onderverdeeld in drie categorieën (naargelang van de aard van de kern van de NC), nl. de persoonlijke categorie (de kern is dan prototypisch een persoonlijk voornaamwoord), de aanwijzende (of deiktische) categorie (de kern is een aanwijzend voornaaamwoord) en de substantivische categorie (de kern is dan een substantief of zelfstandig naamwoord).

 

*        In dit hoofdtuk zullen we ons beperken tot formele aspecten van NC’s die deel uitmaken van de derde categorie. Wie interesse heeft voor de syntactische distributie van de NC’s moet dan het relevant hoofdstuk raadplegen binnen het gedeelte “syntaxis”.

 

 

*      2. De voorbepalingen

 

*        (8) Ik vind die3 twee2 houten1 doosjes0 bijzonder mooi.

 

*        Als de kern van de NC index “0”  (nul) krijgt, kunnen de voorbepalingen van rechts naar links gestratificeerd worden, wat we schematisch als volgt weergeven:

 

*        {die3 [twee2 (houten1 doosjes) ] }

 

*        “0” geeft hier de kern aan, “1” de voorbepaling van eerste graad, “2” de voorbepaling van tweede graad en “3” de voorbepaling van derde graad.

 

(Zie H.F.A. van der Lubbe, Woordvolgorde in het Nederlands,

een synchrone structurele beschouwing,

Van Gorcum, Asse, 19683 : 113 e.a.)

 

*        2.1. Voorbepalingen van de derde graad

 

*        Vanuit een formeel standpunt wordt het bepaalde (tg. onbepaalde) karakter van de NC gepreciseerd door de voorbepaling van de derde graad.

 

*        Er bestaat in het Nederlands een formele test aan de hand waarvan dit bepaald of onbepaald karakter gepreciseerd kan worden, nl. de zgn “er-zinnen” :

Een bepaalde NC kan namelijk NIET in een er-zin staan :

 

*        Vergelijk eens even :

 

*        (9) Er lopen in de buurt veel toeristen rond.

*        (10) Er zit een vogel op het dak.

*        (11) Welke lampen zijn er kapot ?

*        (12) Er staan drie paarden in de wei.

 

*        De NC’s  ‘veel toeristen’, ‘een vogel’, ‘welke lampen’, ‘drie paarden’ zijn formeel onbepaald, wat consequenties met zich meebrengt wat de distributie van deze constituenten betreft (zie : http://www.ilv.ucl.ac.be/gramlink-nl/syntaxis/chap06/chap06_03/index.htm

 

*        Vergelijk nu de grammaticalitiet tg. de niet-grammaticaliteit van de volgende zinnen :

 

*        (13a) *Er loopt in de buurt Jan rond.

*        (13b) *Er loopt Jan in de buurt rond.

*        (13c) Jan loopt in de buurt rond.

*        (14a) * Er zit de ekster op het dak.

*        (14b) De ekster zit op het dak.

*        (15a) *Er staan haar drie paarden in de wei.

*        (15b) Haar drie paarden staan in de wei.

 

*        2.1.1. De voorbepalingen van derde graad die een NC bepaald maken zijn:

 

*        1. De bepaalde lidwoorden ‘de’ en ‘het ’:

 

*        (16) Het examen was te moeilijk, vond ik.

*        (17) Niemand kon de tweede vraag beantwoorden.

 

*        2. De bezittelijke voornaamwoorden bijvoeglijk gebruikt :

 

*        (18) Mijn bromfiets werd gisteren gestolen.

*        (19) Ze gaf haar kind een tweede koekje.

 

*        3. De aanwijzende voornaamwoorden bijvoeglijk gebruikt :

 

*        (20) Zet die tafel in de hoek.

*        (21) Dit kastje is kapot, niet ?

 

*        4. De genitieven (genitivi)

 

*        (22) Ludo’s computer kost meer dan 2000 euro.

*        (23) Moeders auto moet weer naar de garage.

*        (24) Wacht eens even: ik zal je mijn vrouw haar moeder voorstellen.

 

*        5. De voorbepalingen ‘dezelfde’ en ‘hetzelfde’

 

*        (25) Hij heeft nog steeds hetzelfde trekje als vroeger.

*        (26) Ze draagt steeds dezelfde soort kleren.

 

*        Opmerking: eigennamen (‘Jan’, ‘Janssen’, ‘Jan Jansen’, ‘Jansen en Janssen’, …) maken verder nog per definitie deel uit van de bepaalde NC’s net zoals de woorden : ‘alle(n)’, ‘beide(n)’, ‘ieder’ en ‘iedereen’ (die bijvoeglijk en/of zelfstandig gebruikt worden).

 

*        2.1.2. Onbepaalde voorbepalingen van derde graad

 

*        Met een andere voorbepaling van derde graad zijn de NC’s onbepaald (of indefiniet) :

 

*        (27) Kan ik jou een goede raad geven ?

*        (28) Men maakt regels voor anderen en uitzonderingen voor zichzelf.

 

 

*        2.2. Voorbepalingen van tweede graad

 

*        Voorbepalingen van tweede graad zijn de hoofd- en rangtelwoorden.

 

*        Voorbeelden van hoofdtelwoorden zijn : “de drie koningen”, “de vier wijzen”, “de tien geboden”, “de twaalf apostelen”.

 

*        Voorbeelden van rangtelwoorden zijn : “het tweede deel”, “het vierde hoofdstuk”, “de zevende hemel”.

 

*        Vergelijk eens even hoe een voorbepaling van tweede graad gecombineerd kan worden met andere voorbepalingen :

 

*        (29) Ik kon de vierde vraag niet beantwoorden.

*        (30) Ze hebben langs de rivier tien grote appartementen gebouwd.

*        (31) Ze nam altijd haar drie hondjes mee op reis.

*        (32) Die twee stukjes moeten herschreven worden.

 

 

*        2.3. Voorbepalingen van eerste graad.

 

*        Voorbepalingen van eerste graad zijn adjectieven die als epitheta gebruikt worden. Terwijl dergelijke adjectieven in andere talen (het Frans bv.) soms vóór (Les grands pieds de Bertha <-> * les pieds grands de Bertha) en soms achter de kern staan (une carte jaune <-> *une jaune carte) staan de epitheta in het Nederlands systematisch voor de kern van de NC’s.

 

*        (33) De Franse grens

*        (34) De zwarte markt

*        (35) Een slappe hoed

 

*        Af en toe staan er twee (of meer) dergelijke voorbepalingen en ontstaat er een hiërarchisch probleempje tussen de epitheta.

*        Zonder in alle details te willen treden, kan men vaststellen dat er sprake kan zijn van (i) een inherente volgorde en (ii) een subjectieve volgorde.

 

*        Hoe objectiever (“inherenter”) de hoedanigheid die toegevoegd wordt door het adjectief, hoe dichter het adjectief dan voor de kern staat.

*        Zo staan staan van rechts naar links: eerst de adjectieven die een stof aanduiden, dan de adjectieven die naar een kleur verwijzen (of een vorm) en uiteindelijk (het ‘verste’ van de kern) de overige adjectieven:

 

*        (36) Een zware houten deur 

*        (37) Een mooi rond kistje 

*        (38) Een mooie rode zijden bloes 

 

*     Naargelang van de context en/of de taalintentie kan er echter een andere volgorde gebezigd worden; een “rode draad” bij het analyseren van die distributie blijft het feit dat de betekenissen vanuit de kern naar links gerealiseerd worden :

 

*        Vergelijk “die {kleine2 [nieuwe1 (huizen0)] }”met “die {nieuwe2 [kleine1 (huizen0)] }”

 

*        In ‘die kleine nieuwe huizen’ wordt aan de ‘nieuwe huizen’ gerefereerd en wordt “kleine” distinctief gebruikt (tegenover de andere nieuwe huizen die minder klein zijn), terwijl in  ‘die nieuwe kleine huizen’ wordt gerefereerd aan de kleine huizen die “nieuw” zijn (tegenover de oude kleine huizen).

 

 

*      3. Nabepalingen

 

*        Terwijl voorbepalingen (vanuit de kern) van rechts naar links gehiërarchiseerd worden, worden nabepalingen ook vanuit de kern maar van links naar rechts gerangschikt :

 

*        (39) Het { [(kistje0 juwelen1) van de barones2] dat op haar slaapkamer stond3}

 

*        3.1. Nabepalingen van eerste graad

 

*        Het lijkt ons zeker de moeite waard om de nadruk te leggen op NC’s waarvan de kern op de een of andere manier een kwantiteit uitdrukt:

 

*        (40) een glas melk  

*        (41) een week vakantie 

*        (42) een dozijn eieren 

 

*        Soms wordt in die gevallen gesproken van een “pars pro toto” (een deel voor het geheel). Wat hier opvalt in vergelijking met andere talen (zoals bv. het Frans) is dat deze nabepaling van eerste graad onmiddellijk volgt op de kern zonder gebruik te hoeven maken van welk verbindingswoord ook :

 

*        (43) twee kisten sinaasappels

*        (44) een grote groep mensen

*        (45) een soort inleiding

*        (46) een uurtje gymnastiek

*        (47) een doos bonbons

 

*        3.2. Nabepalingen van tweede graad worden dan wél verbonden met de kern met een voorzetsel (prepositie) en drukken allerlei semantische relaties uit:

 

*        (48) een paar uur na zonsopgang 

*        (49) de situatie sedert zijn vertrek 

*        (50) een brief met veel vragen 

*        (51) een tekort aan zuurstof 

*        (52) een abonnement op een weekblad 

*        (53) de geluiden om ons heen 

*        (54) de liefde voor de natuur 

*        (55) het feest van morgen 

*        (56) een zoon van zijn broer 

 

*        3.3. Nabepalingen van derde graad zijn dan hoofdzakelijk bijzinnen:

 

*        (57) Het kind dat hij graag had willen zijn …

*        (58) De bloemen die hij regelmatig voor zijn vrouw kocht …

*        (59) De vraag (van de nieuwe geburen) hoe zijn moeder heette …

*        (60) De vraag (van de onderzoeksrechter) of hij zich nog iets herinnerde …

*        (61) De straten die naar het centrum van de stad leiden …

 

 

*      4. Generieke en categoriale NC’s

 

*        In het Nederlands wordt ook gebruik gemaakt van (bepaalde en onbepaalde) lidwoorden met een generieke en categoriale betekenis.

 

*        Zo krijgt een constituent met een bepaald lidwoord een generieke betekenis als hij een kenmerk uitdrukt dat toegepast kan worden op de gehele soort terwijl een onbepaald lidwoord naar een categorie verwijst, als het kenmerk toegepast kan worden op alle elementen van de categorie of op ieder element van de categorie.

 

*        (62) De waarde van de euro is op 1 januari 1999 definitief vastgesteld.

*        (63) De panda dreigt uit te sterven.

 

*        Categoriale substantieven :

 

*        (64) Een voetbalwedstrijd duurt twee keer drie kwartier.

*        (65) Een sinaasappel bevat meer vitamine C dan een banaan.

*        (66) Een ongeluk komt zelden alleen.

*        (67) Je kunt een kind niet zonder reden straffen.

 

*        In het Nederlands is een categoriale NC “numerus neutraal”, wat betekent dat hij in het enkelvoud of in het meervoud gebruikt kan worden zonder verschil in betekenis.

 

*        (68) Sinaasappels bevatten meer vitamine C dan bananen.

*        (69) Blaffende honden bijten niet.

*        (70) Leerkrachten vergeten nooit dat ze je als kind hebben gekend.

 

*        We twijfelen er verder niet aan dat we een aantal vraagstukken onbesproken hebben gelaten, maar …

 

*        (71a) Alleen een domoor heeft op iedere vraag een antwoord.

*        (71b) Alleen domoren hebben op iedere vraag een antwoord.

 

 



Menu Basismorfologie | Het werkwoord | Het Substantief | Het Adjectief | Het Pronomen | Het voornaamwoordelijk bijwoord

Responsable Gramlink: Prof. Dr. Pierre GODIN <Pierre Godin>
Website Manager: Marc PIWNIK <Marc Piwnik> - Last Modified: 10 JUN 2018
© UCL – www.gramlink.com – 1999-2018