1. Woordvormingsprocédés
Als er
een nieuw concept opdaagt, dan moet “het kind een naam krijgen”. Er bestaan in
het Nederlands net zoals in alle levende talen heel veel mogelijkheden om
daaraan tegemoet te komen en om – zo nodig – het woordbestand te vergroten. Zo
kan bv. een reeds bestaand woord een nieuwe betekenis krijgen (“muis”), of kan
het nieuwe woord ontleed worden aan een andere taal waar het concept vroeger is
opgedaagd. Men kan daarbij het nieuwe woord letterlijk overnemen (“computer”) of
formeel een klein beetje aanpassen (“downloaden”, “e-mailen”, “racen”).
Natuurlijk spelen nog andere woordvormingsprocédés een voorname rol zoals vb. de
klanknabootsing (“klikken”), de metonymie in al haar facetten (“de blauwhelmen”,
“een glas drinken”, “Ik drink liever een Bordeaux”, Zoek het even op in Van
Dale”, “België heeft van Nederland verloren”) of de metafoor (“tegenwind
krijgen”, “de kaarten zijn (al) geschuld”, “de handdoek werpen”,“een schot in de
roos”, “het regende complimenten aan het adres van …”, “een gele kaart krijgen”,
“ de bal / de man spelen”, enz. ).
In het
beperkte kader van deze basisgrammatica zullen we ons echter beperken tot twee
specifieke woordvormingsprocédés die o.a. betrekking hebben op werkwoorden, m.n.
de afleidingen en de samenstellingen.
(1) Ze
hebben meer dan één jaar een woning gezocht.
(2a)
We hebben verleden jaar onze familie in Elst bezocht.
(2b)
De leerlingen worden verzocht het gebouw langs de achterkant te verlaten.
(3a)
Heb je al de nieuwe woorden in het woordenboek opgezocht?
(3b)
Het materiaal werd nog niet grondig onderzocht.
Wordt
er gebruik gemaakt van affixen (prefixen en suffixen) dan spreekt men van afleidingen; wordt het nieuwe (werk)woord gevormd door samenvoeging van twee
of meer grondwoorden (d.i. woorden die dus ook ‘apart’ bestaan), dan spreekt men
van samenstellingen.
In de
voorbeelden hierboven zijn “bezoeken” en “verzoeken” afleidingen, terwijl
“opzoeken” en “onderzoeken” samenstellingen zijn.
2.
Afgeleide werkwoorden
2.1. Vaak voorkomende voorvoegsels (of prefixen) bij werkwoorden zijn:
be- zoals in: bedanken, bedenken, bewerken, beleven, bekijken;
ge- zoals in: geleiden, gedenken, gewagen, gewennen;
er- zoals in: ervaren, erkennen (= toegeven), ervaren;
her-
zoals
in: herbouwen, herdrukken, herhalen, herkennen;
ver-
zoals in: verkleinen, verlengen, verkiezen, veranderen, vergroten:
ont-
oals
in: ontdekken, onthoofden, zich ontspannen, ontploffen, ontroeren.
Dit
voorvoegsel wordt nooit beklemtoond : be'talen, be'danken,
ge'loven, ont'vangen, ver'kiezen.
2.2. Een paar basisbetekenissen:
Druk deze bladzijden af en zet de vertaling in je eigen moedertaal rechts in de marge. Misschien zul je ook constateren dat deze prefixen ook gesystematiseerd worden in je moedertaal.
Met BE- worden transitieve werkwoorden gemaakt.
Dit voorvoegsel versterkt de basisbetekenis van het notioneel werkwoord waaraan het toegevoegd wordt:
1.
Niemand weet waar hij zich op dit ogenblik bevindt.
2. Je
moet een middel bedenken om weg te gaan.
3. De
heer Dassault behoudt de leiding van het bedrijf.
4. Ik
heb nog niet de tijd gehad om de prijs te berekenen.
5. Kun
je de verdachte beschrijven?
6. Kan
je die vraag beantwoorden?
HER- drukt
een herhaling uit:
1. Je
moet je standpunt herzien, hoor!
2. Hij
werd als partijvoorzitter herkozen.
3. Dit
boek wordt binnenkort herdrukt.
4. Ze
was zo veranderd dat je haar niet herkende.
5.
Wilt u uw vraag even herhalen?
6. Dat
kan ze zich niet meer herinneren.
7. Hij
heeft zijn bromfiets laten herstellen.
ONT- drukt o.a. het volgende uit:
[1]
een verwijdering
1.
Lodewijk de 16de werd in 1793 onthoofd.
2. P.
Hurst werd door een revolutionaire beweging ontvoerd.
3. Ik
zal al die gegevens laten verwerken en ontleden.
4. Er ontbreken in dit boek 8
bladzijden.
5. De
dief kan niet meer ontsnappen.
6. Het
recht op een rijbewijs werd hem definitief ontnomen.
[2]
het tegenovergestelde van de betekenis van het basiswerkwoord
7.
Colombus ontdekte Amerika in
1492.
8.
Ondanks de bewijsstukken bleef ze alle schuld ontkennen.
9.
Laat je niet ontmoedigen door
tegenslag.
[3]
het begin van de handeling
10.
Waar is de brand ontstaan?
11. Ik
kan haar naam niet onthouden.
12.
Hebt u mijn brief goed ontvangen.
VER-
[1]
drukt o.a. het volgende uit:
een
verplaatsing:
1. We
hebben de boekenkast verplaatst.
2.
Wanneer zijn jullie verhuisd?
een
verandering
3.
Wilt u die foto vergroten / verkleinen ?
4.
Hebt u al de fouten kunnen verbeteren ?
5.
Kunt u mij verzekeren dat hij de waarheid
spreekt?
6. Hij
is van mening veranderd: hij komt toch
mee.
[2]
VER- kan ook de basisbetekenis van het werkwoord versterken:
7. U
kunt kaartjes verkrijgen aan de ingang.
8. Dat verwachtte ik niet van jou.
9. Ze
besliste al zijn brieven te verbranden.
10. De
vergadering is bijzonder rustig verlopen.
[3] VER- kan ook een restrictieve of zelfs negatieve betekenis toevoegen aan het
basiswerkwoord:
11.
Toen het schip zonk, is hij jammerlijk verdronken.
12.
Laat je niet verleiden door zijn beloften.
13.
Hij werd tot levenslang veroordeeld.
14. De
auto's worden nu uit het centrum van de stad verbannen.
3.
Samengestelde werkwoorden
3.1.
Soorten samengestelde werkwoorden
Het
eerste deel van een samengesteld werkwoord wordt traditioneel een "partikel"
genoemd. Op zich betekent dat niet echt veel, want een "partikel" is gewoon een
“klein deel” of een “deeltje". Vanuit een formeel standpunt blijkt dat het
eerste gedeelte ("deeltje") van een samengesteld werkwoord een voorzetsel (of prepositie) kan zijn, of een bijvoeglijk naamwoord (of adjectief),
een bijwoord (of adverbium) of een zelfstandig naamwoord (ook
substantief genoemd).
We
illustreren even de verschillende categorieën:
(A)
Prepositie + werkwoord
1. Je
moet in Brussel-Zuid
overstappen.
2.
Wegens een defect moesten alle reizigers uitstappen.
3. Ik
kan zijn cadeau niet aannemen, het is veel te duur!
4. Hij
heeft ons voorstel niet
aanvaard.
5.
Deze leugen heeft hem zijn hele leven achtervolgd.
(B)
Adjectief + werkwoord
6. Wie
heeft het eten
klaargemaakt?
7. Hij
heeft zijn taak
volbracht.
(C)
Adverbium + werkwoord
8.
Waar is ze
heengegaan?
9.
Nieuwe ontdekkingen hebben de theorie omvergehaald.
(D)
Substantief + werkwoord
10.
Deze gebeurtenis vond plaats in
1929.
11. Ze
heeft nog niet
gestofzuigd.
12. Ik
hoop dat ze daar hun tanden niet op stuk zullen bijten.
3.2.
Scheidbare en onscheidbare partikels
3.2.1.
Inleiding
Als je
de bovenstaande voorbeelden verder analyseert, dan kun je constateren dat het
partikel soms gescheiden wordt van het werkwoord waar het van afhangt en soms
niet. In het eerste geval spreekt men van een scheidbaar samengesteld werkwoord
en in het tweede geval van een onscheidbaar werkwoord.
Vergelijk even:
(13a)
Ik was teleurgesteld omdat hij mijn voorstel niet aan wou nemen.
(13b)
Ik was teleurgesteld omdat hij mijn voorstel niet wou aannemen.
(13c)
Na lange onderhandelingen werd ons voorstel aangenomen.
(14a) *Ik was teleurgesteld omdat hij mijn
voorstel niet aan wou vaarden.
(14b)
Ik was teleurgesteld omdat hij mijn voorstel niet wou aanvaarden.
(14c)
Na lange onderhandelingen werd ons voorstel aanvaard.
Het
werkwoord "aanvaarden" is onscheidbaar. (Let op de asterisk bij zin (14a)
die op de ongrammaticaliteit van deze zin wijst).
"Aannemen"
is daarentegen scheidbaar : vergelijk (13a) met (14a).
Bij
scheidbare werkwoorden valt het accent op het scheidbare partikel:
aannemen, bijklussen, nadenken, instappen, uitstappen, vrijkomen, vrijlaten, vrijhouden, vrijspreken, nadenken.
Bij
onscheidbare werkwoorden valt het accent op het werkwoordelijk deel:
aanvaarden,
achtervolgen, achterhalen, overtuigen, overwinnen.
Let
ook op de verschillen bij de vorming van het voltooid deelwoord
(zie wat daarover verteld wordt bij de vorming van een VTT):
aannemen è aangenomen
çè aanvaarden è aanvaard
overbrengen è overgebracht çè overwinnen è overwonnen
volschenken è volgeschonken çè volbrengen è volbracht
3.2.2.
Uitzondering
Als
het scheidbaar partikel een substantief is, dan valt de klemtoon (het accent) op
het partikel, ook al is het samengesteld werkwoord soms scheidbaar en soms
onscheidbaar.
Vergelijk:
Enerzijds:
plaatsvinden,
vond … plaats, (heeft) plaatsgevonden
ademhalen,
haalde … adem, (heeft) ademgehaald
Anderzijds:
stofzuigen, stofzuigde, (heeft) gestofzuigd
beeldhouwen,
beeldhouwde, (heeft) gebeeldhouwd
3.2.3.
Distributie van het scheidbaar partikel in de zin
Het
scheidbaar partikel kan zowel vóór de tweede pool staan als bij
het werkwoord waar het deel van uitmaakt (in dat geval wordt het met dat
werkwoord als één woord geschreven).
Noteer
echter ook de plaats van het scheidbaar partikel als de tweede pool bestaat uit
“TE + één (of meer) infinitief (infinitieven)”.
(1)
Zij dacht over het probleem heel lang na.
(2)
Zij heeft over het probleem heel lang nagedacht.
(3a)
Zij beloofde over het probleem na te denken.
(3b) *Zij beloofde over het probleem
te nadenken.
(4)
Zij zei dat ze eerst over het probleem na zou willen denken.
(5)
Zij zei dat ze eerst over het probleem zou willen nadenken.
(6)
Denk er nog eens over na.
(7)
Hij denkt zijn zorgen te kunnen wegdrinken.
(8)
Hij denkt zijn zorgen weg te kunnen drinken.
(9a)
… omdat ze heel lang over het probleem heeft nagedacht.
(9b)
… omdat ze heel lang over het probleem nagedacht heeft.
(9c)
… omdat ze heel lang over het probleem na heeft gedacht.
4.
Onscheidbare werkwoorden
De misdadigers |
werden |
door de politie |
achtervolgd |
. |
............ |
werden |
mishandeld |
............ |
|||
werden |
achterhaald |
............ |
|||
werden |
ondervraagd |
............ |
|||
werden |
overmeesterd |
............ |
|||
werden |
omsingeld |
............ |
Verdere illustraties :
1. De
operatie is mislukt en moet overgedaan worden.
2. Hij
werd door de politie ondervraagd.
3 .
Wat voor weer voorspellen ze voor
morgen?
4 .
Het publiek onderbrak voortdurend de
spreker.
5 .
Hij misbruikt zijn functie als
directeur.
6 . Onderzoek de toestand en zeg wat je erover denkt.
7 .
Zij overweegt om volgend jaar naar Amerika te gaan.
8 . Ze onderhouden al 20 jaar goede relaties met elkaar.
9 .
Hij onderneemt te veel zaken tegelijk en werkt niets
af.
10.
Hij zit in de gevangenis; toch heeft hij niets misdaan .
11.
Hij werd door een vrachtwagen overreden .
12.
Iedereen ondertekende de
protestbrief.
Een
paar concrete indicaties ...
(i)
Alle samengestelde werkwoorden die met de volgende partikels beginnen zijn
altijd scheidbaar: bij-, na-, in-, uit-, op-, tegen-, tussen-, af-, mee-, terug- .
(ii)
De samengestelde werkwoorden die met “aan-” beginnen en “achter-”
zijn scheidbaar, behalve: aanvaarden, aanschouwen en aanbidden; achtervolgen en achterhalen
13.
Mijn collega’s aanvaarden niet dat ik vroeger mag vertrekken.
14.
Anneke aanschouwde zichzelf in de spiegel.
15.
Hagar aanbidt Helga. Laten we maar hopen dat het nog lang duurt!
16. De
politie achtervolgde de bandieten.
17. Ik
kon niet meer achterhalen wie ons opgebeld had.
(iii)
Andere (vele) partikels zijn soms scheidbaar en soms onscheidbaar. Er kunnen
geen regel geformuleerd worden. Dit grammaticaal kenmerk moet als dusdanig
geleerd worden.
Dit is o.a. het geval met de volgende partikels: mis-, onder-, over-, en voor- Soms lijkt dat het werkwoord scheidbaar is als de betekenis letterlijk is en dat het werkwoord onscheidbaar is als de betekenis figuurlijk (metaforisch) is, maar er zijn toch uitzonderingen.
Vergelijk de volgende voorbeeldzinnen. Print ze uit en zet een vertaling
ernaast.
voldoen
Doe de glazen nog eens vol,
alstublieft.
De
bediende voldeed niet en werd
ontslagen.
doorlopen
Hij
bleef niet staan maar liep gewoon door.
Hij doorliep het boek, maar vond niets interessants.
ondergaan
In de
storm is het schip ondergegaan.
De zon gaat in de winter vroeg onder.
Ze onderging een operatie en voelt zich nu goed.
overkomen
Hij komt daarvoor speciaal uit Frankrijk over.
Dat is
me persoonlijk nog niet overkomen.
Het komt wel eens voor dat iemand …
voorkomen
Ik
weet dat het nog nooit voorgekomen is.
Hij voorkwam een
catastrofe.
overlopen
Pas
op! Het bad loopt over!
Op dat
ogenblik liep de straat over.
Ze
overliep de tekst.
Hieronder staat een lijst voorbeelden met de frequentste onscheidbare
werkwoorden.
(1) Onderstreep het woord dat het beste in deze context past.
(2)
Dat materiaal moet nog nader onderzocht worden.
(3) De
gevolgen zijn niet te overzien.
(4) De
grond is helemaal ondervroren.
(5) De
misdadiger werd door de politie achtervolgd.
(6) De
omsingeling van de stad moet hoe dan ook doorbroken worden.
(7) De
politie overviel de misdadigers in hun schuilplaats.
(8) De
politie omcirkelde de betogers.
(9) De
politie besloot de twee secretaressen te ondervragen.
(10)
De wereldkampioen werd omgeven door zijn supporters.
(11)
Deze lerares Frans werd door haar leerlingen aanbeden.
(12)
Deze opvatting is al lang achterhaald.
(13)
Drie grote rivieren doorsnijden Nederland.
(14)
Een buurman zei dat hij zijn kinderen mishandelde.
(15)
Geloof hem niet: hij overdrijft altijd.
(16)
Het is niet moeilijk om haar thesis te weerleggen.
(17)
Het ongeval werd op het laatste nippertje voorkomen.
(18)
Het verstand onderscheidt de mens van het dier.
(19)
Hij voorspelde dat de film veel succes zou hebben.
(20)
Hij doorziet je truck meteen.
(21)
Hij kon de verleiding niet weerstaan naar de wedstrijd te kijken.
(22)
Kun je hem ertoe overhalen met ons mee te gaan?
(23)
Hij heeft zijn tegenstanders overtroffen.
(24)
Hij heeft de eerste bergrit niet kunnen overleven.
(25)
Hij is door een bus overreden.
(26)
Ik doorzie dat er straks moeilijkheden zullen zijn.
(27)
Ik heb alles goed overwogen: ik ga niet met jullie mee.
(28)
Ik vond haar opmerking geheel misplaatst.
(29)
Ik wil u daar niet van weerhouden.
(30)
Ik wist echt niet meer wat me overkwam.
(31)
Je mag de wet niet overtreden.
(32)
Je mag het probleem onder- noch overschatten.
(33)
Je moet je onderwerpen aan de regels van het spel.
(34)
Laat je niet door de schijn misleiden.
(35)
Na de toespraak werd de laureaten de prijs overhandigd.
(36)
Na lang nadenken heb ik hun uitnodiging toch aanvaard.
(37) U
hebt het contract op de verkeerde plaats ondertekend.
(38)
Vakbonden en patronaat onderhandelen over de salarissen.
(39)
Volgens goed ingelichte bronnen zou de aanslag mislukt zijn.
(40)
Wat heb ik misdaan dat alle schuld altijd op mij geschoven wordt.
(41)
Wat meer bescheidenheid zou haar niet misstaan.
(42)
We hebben heel wat veranderingen moeten ondergaan.
(43)
Ze heeft alle moeilijkheden overwonnen.
(44)
Ze heeft me overtuigd van haar onschuld.
(45)
Ze is na een langdurige ziekte overleden.
Menu Basismorfologie
| Het werkwoord |
Het Substantief | Het Adjectief | Het Pronomen | Het voornaamwoordelijk bijwoord
Responsable
Gramlink: Prof. Dr. Pierre GODIN <Pierre Godin>
Website Manager: Marc PIWNIK <Marc Piwnik>
- Last Modified: 10 JUN 2018
©
UCL www.gramlink.com 1999-2018