PDF Versie

 

*      1. Vorming en basisbetekenis

 

 

PV

 

VR

 

Hij

had

al

opgebeld

toen ik aankwam.

Ze

hadden

was

waren

ook

opgebeld

vertrokken

teruggekomen

toen ik aankwam.

 

*        De V.V.T. bestaat uit een PV ( de O.V.T. van hebben of zijn) en een voltooid deelwoord (dat dienst doet als VR).

 

*        Bv.

*        [Ik wist dat hij zou vragen of ik een koffie wou of een whisky,] maar ik had mijn keuze al gemaakt voor hij de vraag stelde.

 

*        Het wordt gebruikt om gebeurtenissen weer te geven (bv. een keuze maken – zie hierboven -) die plaatsvonden vóór een andere gebeurtenis die al in het verleden plaatsvond (bv. een vraag stellen).

 

 

 

*      2. V.V.T. met dubbele infinitief

 

*        Vertaal eens even de onderstaande zinnen in je moedertaal en vergelijk de vertalingen met de vorm van de werkwoorden die in het Nederlands deel uitmaken van de tweede pool (VR):

 

 

PV

 

VR

 

Ik

had

hem niet

zien vertrekken

horen binnenkomen

durven tegenspreken

laten spieken

kunnen tegenhouden

willen straffen

leren zwemmen

 .

Ze

was

bij ons

komen slapen

blijven eten

 .

 

*        De voltooide tijden van een aantal werkwoorden (we zouden ze hulpwerkwoordachtigen of semi-hulpwerkwoorden kunnen noemen) worden gevormd met een hulpwerkwoord van tijd (een vorm van zijn of hebben) en een dubbele infinitief (zie in verband hiermee wat verteld wordt bij de V.T.T.).

 

*        De frequentste werkwoorden zijn:

 

mogen                   moeten                     kunnen                   willen

komen                   gaan

doen                      laten

zien                       horen                        voelen

leren                     helpen                       blijven                     durven

 

*        De keuze van het hulpwerkwoord van tijd (dat als PV fungeert) hangt in principe af van de eerste infinitief:

 

Ze

 

Ik

waren

was

was

over het probleem

komen         praten

gaan

blijven

.

Ze

Hij

hadden

had

over het probleem

kunnen     praten

willen

durven

.

 

*        Het blijkt echter dat de keuze ook kan afhangen van de tweede infinitief als de eerste een van de volgende werkwoorden is: moeten, mogen, kunnen of willen.

 

*        Beide constructies blijken dus correct :

 

Ze

 

 

was

had

niet naar de fuif

niet op de fuif

kunnen komen

mogen blijven

willen

.

Ik

had

was

naar de winkel

moeten gaan

.

 

 

 

*      3. Modaal gebruik van de V.V.T.

 

*        3.1. De V.V.T. wordt nog gebruikt om uit te drukken dat men spijt heeft dat iets niet is gebeurd:

*        (1a) Was ik maar thuis gebleven !

*        (2a) Waren we op tijd vertrokken !

*        (3a) Had ik naar jou geluisterd !

*        (4a) Hadden we maar met jou gewerkt !

 

*        In combinatie met extra middelen (vb. modale partikels) drukt de V.V.T. uit dat het evenement / de gebeurtenis NIET gerealiseerd is op het spreekmoment.
Noteer nog dat deze zin (i) met de PV begint, (ii) het modale adverbium maar bevat en (iii) op een uitroepteken eindigt.

 

*        3.2. Irrealis

 

*        (5a) Als je geluisterd had, zou je geen last hebben gehad.          

*        (5b) Als je geluisterd had, had je geen last gehad.

 

*        (6a) Als ze hem uitgenodigd had, zou hij wel zijn gegaan.

*        (6b) Als ze hem uitgenodigd had, was hij wel gegaan.

 

*        (7a) Als je mij gewaarschuwd had, zou ik haar hebben opgebeld.

*        (7b) Als je mij gewaarschuwd had, had ik haar opgebeld.

 

*        De V.V.T. wordt ook gebruikt om een “irrealis van het verleden” uit te drukken

 

*        (8a) Als het niet had geregend, zou ik ook mee zijn gegaan.

 

*        In deze modale functie kan de de V.V.T.  de V.V.Tk.T.  vervangen en omgekeerd:

 

*        (9a) Als ik jou was geweest, zou ik niet hebben geaarzeld.

*        (9b) Als ik jou was geweest, had ik niet geaarzeld.

*        (9c) Als ik jou zou zijn geweest, zou ik niet hebben geaarzeld.

*        (9d) Als ik jou zou zijn geweest, had ik niet geaarzeld.

 

*        De V.V.T. wordt vooral gebruikt om op een opsomming van verbale elementen te vermijden.

 

*        (10a) Je had toch vroeger kunnen opstaan.          

*        (10b) Je zou toch vroeger hebben kunnen opstaan.

*        (11a) Ze had hem dat niet mogen zeggen.

*        (12a) Ze hadden dat nu niet hoeven te doen.

 

*        Noteer dat naargelang van de contexten de a-zinnen hierboven twee betekenissen kunnen hebben (vergelijk bv. met de vertalingen in het Frans):

 

*        (13a) Ik had thuis moeten blijven.

*        (13a1) J’aurais dû rester à la maison.

*        (13a2) J’avais dû rester à la maison.

 

 



Menu Basismorfologie | Het werkwoord | Het Substantief | Het Adjectief | Het Pronomen | Het voornaamwoordelijk bijwoord

Responsable Gramlink: Prof. Dr. Pierre GODIN <Pierre Godin>
Website Manager: Marc PIWNIK <Marc Piwnik> - Last Modified: 10 JUN 2018
© UCL – www.gramlink.com – 1999-2018